.

Woningaanpassing home > Professionals > Compensatieplicht Wmo.

Compensatieplicht binnen de Wmo.

Artikel 4 van de Wmo verplicht het College van Burgemeester en Wethouders, om aan personen met beperkingen voorzieningen te bieden ter compensatie van de belemmeringen die zij ondervinden in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.

Deze "compensatieplicht" verplicht een gemeente om de iemands beperkingen zo te compenseren, dat hij kan meedoen in de samenleving. Doel is, dat mensen zo veel en zo lang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren. Daarbij kijkt de gemeente samen met de burger naar diens situatie en naar wat voor hem de beste oplossing is. Dit vraagt een andere manier van denken dan voorheen. Vanuit de behoeften van de burger, en niet vanuit een voorzieningenpakket.

Zelfredzaamheid en Maatschappelijke Participatie.

De plicht van het College van Burgemeester en Wethouders, om aan personen met beperkingen voorzieningen te bieden, ter compensatie van de belemmeringen die zij ondervinden, betreft in principe alleen inwoners van de betreffende gemeente. Enerzijds klinkt dat logisch, anderzijds leidt dat soms tot onduidelijke situaties voor personen, die zich in de gemeente willen vestigen. Wanneer zij bijvoorbeeld vóóraf bij het Wmo-loket een oordeel vragen over aanpasmogelijkheden bij een bepaalde woning (zoals de meeste Verordeningen voorschrijven), krijgen zij als niet-inwoners vaak nul op het request. Doen zij echter, als nieuw-ingezetenen in diezelfde gemeente na aankoop of huur van zo'n woning een beroep op de Wmo, dan volgt vaak een afwijzing, eveneens op grond van de Verordening, omdat "de gemeente niet in staat was gesteld, de woning vooraf te beoordelen"...

De compensatieplicht kent naast bovenstaand voorbeeld nogal wat andere beperkingen. Grotendeels zijn die vergelijkbaar met hetgeen onder de Wvg al gebruikelijk was. Dit betreft zaken als "algemeen gebruikelijk", "langdurig noodzakelijk", "goedkoopst compenserend" ed. Met name de primaten (verhuizing, losse woonunit ed.) zijn onder de Wmo niet zomaar toegestaan. Gemeenten behouden weliswaar de vrijheid, om deze (als eerste optie) aan te bieden, maar uitsluitend, wanneer dat in het individuele geval een afdoende compensatie vormt voor het ondervonden probleem.

Zowel de toelichting op het wetsamendement (dat over de compensatieplicht handelt) vanuit de Tweede Kamer, als de Centrale Raad van Beroep en de lagere rechtbanken gaan uit van de volgende definities:

Zelfredzaamheid:
  • Het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.
Maatschappelijke participatie:
  • Het kunnen voeren van een huishouden
  • Het normale gebruik van een woning
  • Het zich in en om de woning kunnen verplaatsen
  • Het zich zodanig kunnen verplaatsen dat aansluiting kan worden gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen
  • Het kunnen ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden, om zo te kunnen deelnemen aan het lokale sociaal-maatschappelijk leven
  • .
Gelijkwaardige positie:
  • Uitgangspunt voor het verstrekken van een voorziening is, om een burger in een gelijkwaardige positie te brengen ten opzichte van iemand zonder deze beperkingen.

Verantwoordelijkheden binnen de Wmo.

rolstoel

Zowel gemeente als aanvrager hebben binnen de Wmo hun eigen verantwoordelijkheden.
Zo moet de gemeente voorzieningen treffen, waardoor de burger zelfredzaam blijft en in de maatschappij kan blijven deelnemen. Het is onvoldoende als zij hiervoor alleen inspanningen getroost. De gemeente wordt verantwoordelijk voor het daadwerkelijk vinden van een voldoende compenserende oplossing. Zij heeft hier een resultaatsverplichting. De Centrale Raad van Beroep heeft dit bevestigd.

Ook van de burger wordt verwacht, dat hij aantoont, zelf naar vermogen bij te dragen aan een oplossing. Pas waar zijn mogelijkheden ophouden, springt de gemeente in. Wat wil hij bijvoorbeeld kunnen ondernemen, terwijl dat -vanwege zijn beperkingen - nu niet kan? Welke oplossingen kan hij binnen zijn eigen netwerk vinden? Zijn deze afdoende en op de juiste momenten beschikbaar?

Individueel maatwerk.
  • Burger en gemeente brengen samen de eigen (on)mogelijkheden in kaart. Hiernaast moet de gemeente gedegen onderzoek doen naar de persoonlijke kenmerken, situatie en behoeften van de burger.
  • Daarbij moet zij kijken naar de ervaren beperkingen van iemand, om deze zo goed mogelijk te compenseren. Alle facetten uit zijn of haar leven moeten hierbij betrokken worden.
Motivatieplicht gemeente.
  • Er geldt binnen de Wmo een strikte motivatieplicht. Een gemeente dient daarin aan te tonen waarom de gekozen oplossing, in de situatie van de individuele aanvrager, een voldoende compenserende oplossing biedt.
Overleg gemeente en burger.
  • Omdat gemeente en burger de eigen situatie goed in beeld moeten krijgen, is onderling overleg nodig. Dit gebeurt in de vorm van een "Gesprek". Daarin bespreekt de gemeente samen met de burger diens persoonlijke situatie en ondervonden beperkingen. Op basis van de beschrijving hiervan, wordt gekeken waar beperkingen leiden tot (mogelijke) belemmeringen. Burger, diens netwerk (als dit voorhanden is) en gemeente komen vervolgens, zoveel mogelijk samen tot voorstellen om de belemmeringen op te heffen.
  • De gemeente mag binnen haar beleid en mogelijkheden naar mogelijke oplossingen zoeken. Daarbij mag ook worden gekeken naar algemene en voorliggende voorzieningen. Als die geen oplossing bieden, wordt er gekeken naar het eigen netwerk, vervolgens naar de collectieve voorzieningen en pas in tweede instantie naar de individuele voorzieningen. Dit is toegestaan, zolang er maar individueel maatwerk wordt geleverd.
Persoonsgebonden budget.
  • Het kan zo zijn, dat een door de gemeente geopperd voorstel weliswaar voldoende compenseert, maar toch niet de voorkeur heeft van de aanvrager. Er kunnen bij de cliënt nog vele andere, wezenlijke aspecten een rol spelen, die buiten wettelijke verplichtingen van de gemeente vallen. Denk bijvoorbeeld aan iemands woongenot, "algemeen gebruikelijke" of andere, binnen de Wmo regels uitgesloten zaken. De Wmo biedt cliënten de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget, ter waarde van de goedkoopst compenserende oplossing. Men is daarmee vervolgens vrij, om op eigen kosten uitgebreidere oplossingen te realiseren.

Financiële draagkracht

rolstoel

In de Wmo staat, dat de gemeente mag kijken naar de financiële draagkracht van een aanvrager. Kan deze zelf een bijdrage leveren aan de uiteindelijk geselecteerde, meest compenserende maatregel?

Gemeenten zijn vrij om voor een verstrekte voorziening, voor personen van 18 jaar en ouder een eigen bijdrage vast te stellen. Er is hiervoor een regeling vastgesteld, welke in de praktijk wordt uitgevoerd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Om cumulatie van eigen bijdragen te voorkomen, is er een inkomensgerelateerd maximum vastgesteld voor de Wmo en de AWBZ samen. Let op! Voor rolstoelen en voor personen jonger dan 18 jaar, daaronder begrepen kinderen in een gezinssituatie, mogen nooit eigen bijdragen worden opgelegd.

Naast de eigen bijdrageregeling wordt binnen gemeenten nagedacht over andere vormen om de financiele draagkracht van burgers te benutten. In hoeverre artikel 4 van de Wmo daar mogelijkheden voor biedt, zal via de jurisprudentie duidelijk gaan worden.


Meest passend/goedkoopst compenserend

rolstoel

De gemeente gaat samen met de burger op onderzoek naar de meest passende (adequate) oplossing. Hiermee moet de burger dan een gelijkwaardige positie terugkrijgen ten opzichte van iemand zonder beperkingen.

Veel gemeenten gebruiken nog de oude werkwijze uit de Wvg, welke was gebaseerd op het vinden van de "goedkoopst adequate" voorziening. Niet altijd was die hetzelfde als de "meest adequate" voorziening.

Binnen de Wmo behoren gemeenten te zoeken naar de "goedkoopst compenserende" oplossing. Wanneer er uit het belangrijke "Keukentafelgesprek" met de aanvrager, meerdere compenserende oplossingen naar voren blijken te komen, die alle tot een zo optimaal mogelijk resultaat leiden, kan een gemeente daaruit natuurlijk kiezen voor de goedkoopste oplossing.

Uit jurisprudentie blijkt, dat de Centrale Raad van Beroep uitgaat van de "goedkoopst compenserende" voorziening, waarbij de begrippen "goedkoopst" en "compenserend" in onderlinge samenhang moeten worden bezien. Het is daarbij niet zo, dat bij het afwegen de hoogte van de kosten van de voorziening voorop staat en de mate van compensatie die de voorziening biedt pas daarna aan de orde zou mogen komen. "Goedkoopst" "compenserend" betekent dat een voorziening altijd compenserend moet zijn. En dat in de specifieke, afgewogen omstandigheden van de betreffende aanvrager. Pas als er meerdere compenserende voorzieningen zijn, kan de goedkoopst compenserende voorziening worden gekozen.

 

Site design and copyright by Ir Grootveld / Blinksoft.