Bij de beoordeling van de noodzaak voor complexe woningaanpassingen draait het mede om de mate van de beperkingen die een zorgvrager ondervindt. Een stokloper vraagt andere aanpassingen dan een Duchenne-patiënt in elektrische rolstoel. In het algemeen zal de behandelende sector zoeken naar de meest optimale oplossing.
Gemeenten gaan in het kader van de Wmo juist weer uit van "goedkoopst compenserend". Voor een goede afweging dient daarom zo objectief mogelijk te kunnen worden vastgesteld, wat de relevantie van iemands beperkingen is. Alleen dan kunnen de juiste voorzieningen objectief worden vastgesteld. Ook voor de communicatie tussen de verschillende vakgebieden dienen beperkingen éénduidig vast te stellen zijn.
Bij zorg en verstrekkingsbeleid betrokken professionals (keuringsartsen, consulenten, adviseurs, therapeuten) houden zich los van elkaar bezig met het verzamelen van gegevens van cliënten. Vervolgens interpreteren zij deze gegevens elk vanuit het eigen kennisgebied. Pas na de eerste onderlinge contacten worden de deelgegevens van elke deskundige naast elkaar gelegd.
De kwaliteit van de gegevensverzameling is in deze werkwijze erg afhankelijk van de kennis, inzet, tijd en motivatie van de individuele professional of adviseur. De kwaliteit van het multidisciplinaire overleg is afhankelijk van goede samenwerking, afspraken en het op dezelfde lijn zitten van de leden in dit team. Hoe eenduidiger de verschillende soorten beperkingen kunnen worden geclassificeerd, hoe eerlijker er geïndiceerd kan worden. Dat beperkt begripsverwarring, verkeerde verwachtingen en moeizame discussies tussen partijen.
Resident Assesment Instrument (RAI) is een methode om de zorgbehoefte van cliënten en de kwaliteit van zorg in kaart te brengen. In 1990 is RAI ontwikkeld in de Verenigde Staten en sindsdien wordt het in meer dan vijfentwintig landen gebruikt. Het middel biedt een basis om de mobiliteit en functionaliteit van thuiszorg- en instellingscliënten objectief te beoordelen.
Op basis van deze RAI heeft de hulpmiddelenleverancier Arjo de "Mobiliteitswijzer" ontwikkeld. Omdat veel (woning)aanpassingen samenhangen met de mate van mobiliteit van een cliënt, kan dit een goed middel zijn om de zorgzwaarte (bewegen, tillen) en daarmee de behoefte aan hulpmiddelen vast te stellen.
In de Mobiliteitswijzer van Arjo zijn op basis van hun functionele mobiliteit vijf categoriën cliënten te onderscheiden. Niet op grond van de medische diagnoses en aandoeningen, welke tot de beperkingen leiden. De afhankelijkheid van zorg, kwaliteit van leven en het dagelijks functioneren worden vooral bepaald door de gevolgen van een aandoening en minder door de aandoening zelf. Zo kunnen mensen met dezelfde aandoening verschillend reageren. Sommigen zijn nog heel actief, terwijl anderen meer tot passiviteit vervallen. Afgezien van de medische conditie zijn er talloze andere factoren die van invloed zijn op het dagelijkse functioneren. De resterende functionele mogelijkheden zijn bepalend voor de behoefte aan aanpassingen, zorg en hulpmiddelen. De functionele mobiliteit van de cliënt is daarom een belangrijk uitgangspunt voor het vaststellen van het juiste niveau van aanpassing van een woning.
Op grond van de Mobiliteitswijzer kunnen vijf basiscategoriën worden bepaald. Elke categorie staat voor een bepaald niveau van aanpassingen:
De Internationale Classificatie van het Menselijk Functioneren (ICF), voorheen de International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps (ICIDH) is een begrippenkader voor professionals in de gezondheidszorg. Als professionals vanuit meerdere zorgdisciplines éénduidige informatie willen kunnen overdragen, moeten zij dezelfde taal spreken. Deze taal moet leiden tot een betere communicatie tussen verpleegkundigen, artsen, fysiotherapeuten en alle andere paramedici.
De ICF bestaat uit een raamwerk van classificaties die tezamen het menselijk functioneren beschrijven en de problemen die daarin kunnen optreden. Doel van de ICF is om door middel van het standaardiseren van begrippen een basis te leggen voor een gemeenschappelijke taal. Aspecten van het menselijk functioneren die gerelateerd kunnen zijn aan een gezondheidsprobleem, zoals beperkingen als gevolg van een handicap, worden in de ICF systematisch geordend. In aanvulling op de Internationale Classificatie van Ziekten (ICD) worden in de ICF ook een aantal met de gezondheid samenhangende componenten, zoals bijvoorbeeld op het gebied van werk en onderwijs, gedefiniëerd.
Het menselijk functioneren wordt in de ICF beschreven vanuit drie gezichtpunten: de bouw van het menselijk lichaam, het functioneren van het lichaam en de interactie met de omgeving. Ook problemen kunnen op deze manier worden benaderd:
De ICF ordent op systematische wijze verschillende domeinen betreffende aspecten van het menselijk functioneren die verband kunnen houden met een gezondheidsprobleem. De term "menselijk functioneren" verwijst naar functies, anatomische eigenschappen, activiteiten en participatie; de term "functioneringsprobleem" verwijst naar stoornissen, beperkingen en participatieproblemen. Daarnaast bevat de ICF een lijst met externe factoren die van invloed kunnen zijn op elk domein. Op deze manier kan een zinvol beeld worden verkregen van iemands functioneren. Een en ander staat los van de medische oorzaken van een beperking. Het vormt een goede basis om éénduidig een (mate van) handicap vast te stellen ten behoeve van het verstrekken/verkrijgen van voorzieningen.
De ICF is een hulpmiddel om te komen tot een oplossing. Er moet voor gewaakt worden, dat het gebruik van de ICF niet opnieuw leidt tot een begrenzende lijst van voorzieningen.